- simple
- simple [sẽpl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉, simplement [sẽpləmã] 〈bijwoord〉1 eenvoudig ⇒ gemakkelijk, simpel ⇒ 〈bijwoord ook〉 eenvoudigweg, gewoonweg2 〈alleen bijvoeglijk naamwoord〉eenvoudig ⇒ natuurlijk, gewoon3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord〉eenvoudig ⇒ bescheiden4 enkel ⇒ 〈bijvoeglijk naamwoord ook〉 zuiver, eenvoudig ⇒ 〈bijwoord ook〉 alleen maar, zonder meer5 〈alleen bijvoeglijk naamwoord〉onnozel ⇒ argeloos, naïef6 〈alleen bijvoeglijk naamwoord〉simpel ⇒ onnozel, dom7 〈alleen bijvoeglijk naamwoord〉enkelvoudig ⇒ enkel, niet-samengesteld♦voorbeelden:1 tout simplement • doodeenvoudig4 ce n'est qu'une simple formalité • het is louter een formaliteitla simple pensée • alleen al de gedachte6 un simple (d'esprit) • een achterlijke7 passer du simple au double • verdubbelen〈sport en spel〉 un simple • enkel(spel), single1. m1) enkelspel2) achterlijke [persoon]2. adj1) eenvoudig, gemakkelijk2) natuurlijk, gewoon3) bescheiden4) enkel5) naïef6) dom7) enkelvoudig
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.